Ditjes en datjes

Harrie had een bromfiets. Vriendin plus tentje achterop en hup Europa in, op vakantie. Ze zouden wel zien hoe lang en hoe ver, met hun karig budget. In Genève moesten ze rechtsomkeer maken. “Veruit het duurste terras waar ik ooit gezeten heb”, vertelde hij, “maar zo pal aan dat meer misschien ook wel het mooiste”.
Dat was enkele jaren voordat een fobie hem zou kortwieken.


Als kind al tekende Harrie. Elke dag. In een kladblok die in een mum van tijd “vol” was. Eén verkeerd streepje en de tekening deugde niet meer, op naar het volgende blad. En als de kladblok vol was vroeg hij een nieuwe.

Moeder draaide dan de kladblok om, wees hem op al die lege blaadjes. Maar daar wilde Harrie niks van weten. Tekenpapier heeft maar één voorkant, vond hij.


Na de middelbare school ging Harrie werken, het was óf werken óf studeren en hij had z’n buik vol van scholen. Hij kon beginnen bij Philips, maar werd daar een jaar later bij een reorganisatie alweer ontslagen. Vond hij niet erg want fabrieksarbeider worden was niet zijn eerste keus. Zijn hart ging uit naar tekenen.

Bij Philips hadden ze ergens een foutje gemaakt: Harrie werd nog een jaar lang iedere maand uitbetaald omdat zijn ontslag ergens niet goed verwerkt was.

Vader, die de crisis, de oorlog, en de wederopbouw van maatschappij en welvaart had meegemaakt, vond het maar niks: niet werken en wel beuren. Harrie zat er niet mee: “Da’s hun fout, hadden ze maar beter op moeten letten”.

Philips heeft, nadat de fout ontdekt was, het teveel betaalde loon wel teruggevorderd maar had al snel door dat Harrie een kale kip was waarvan geen veren vielen te plukken. Ze hebben er toen maar een streep door gezet.


Wanneer je met je bandje in de lokale kroeg speelde, die ene kroeg waar Harrie wel altijd kwam, dan wist je dat je pas écht goed bezig was, wanneer Harrie helemaal vooraan stond met z’n middelvinger opgestoken naar de band. Dat was zijn teken dat hij het helemaal geweldig vond!